image/svg+xml

Gezagsdragers: De politiegeschiedenis in hoofdlijnen

Verhaal

Gezagsdragers: De politiegeschiedenis in hoofdlijnen

Plaatje bij verhaal: politie.jpg

Gezagsdragers
In de uitgave van Oet de Boerschopn Zommer 2014 komen de gezagsdragers in het kerkdorp Deurningen
aan bod. De schrijvers Dini Kamphuis en Henny Arendsen beginnen met een
algemene beschrijving van de geschiedenis van 'het bevoegde gezag' vanaf 1900.

De Politiegeschiedenis in hoofdlijnen


1900 - 1940 de periode voor de oorlog

Nederland kende voor de Duitse bezetting vijf verschillende 'soorten' politie, die
onder drie verschillende ministeries vielen.
** De rijksveldwacht - Ministerie van Justitie,
** De politietroepen - Ministerie van Defensie,
** De marechaussee - Ministerie van Defensie en Justitie en
** De gemeentepolitie & -veldwacht - Binnenlandse zaken/Burgemeester.
De rangen en standen bij de politie waren in deze tijd nog niet geregeld. De directe chef van een politieman maakte de rang uit en tevens het loon wat betaald werd, hierdoor was er dus een groot verschil in rangen en standen en van het loon dat de politieagenten verdienden. Over de uitrusting en de vervoermiddelen bij de politie is weinig bekend. Van de uitrusting van de politie vanaf 1900 is alleen bekend dat de politieagent op straat een sabel, een signaalfluitje en een
knevelketting bij zich had. Vanaf 1938 is bekend dat bij het in dienst treden de agenten de volgende
bewapening en uitrusting werd verstrekt: een karabijn, een revolver met tas, een sabel met koppel en drager, een gummistok, een boeiketting, een assistentie- of signaalfluit, een legitimatiekaart en een verzameling Gemeentelijke verordeningen. Tevens werd er tijdens de nachtdienst een zaklantaarn verstrekt, evenals een dreg. De dreg zit in een foedraal voorzien van nummer en wordt gebruikt om (dronken) drenkelingen uit het grachtenwater te halen. Als er ijs op het water ligt kan iedereen, ook de wielrijders bij de politie, worden opgedragen een dreg bij zich te dragen.


De werkzaamheden van de politie waren nogal gevarieerd. Het eigenlijke werk bestond voornamelijk uit ordehandhaving door middel van voetsurveillance. Hiervoor moest de agent zoveel mogelijk op straat zijn. Daarnaast werd van de politie direct handelen verwacht bij een brand ook al waren er vrijwillige brandwachten.
De politie ondervond aan het begin van de vorige eeuw veel agressiviteit van dronken personen op straat die het vaak met de politie aan de stok kregen. Veel invloed en overwicht had de politie in die tijd niet. Bij vechtpartijen tussen de bevolking en de politie werd vaak de sabel van de agent afgenomen en werd de agent hiermee verwond. Ook door ander geweld tegen agenten op straat en de toenemende agressie door groepen personen werd er vaak een agent verwond of zelfs vermoord op straat.
De jaren ’30 staan in het teken van de economische crisis. Er heerst een grote werkeloosheid en de bevolking komt tegen het geldend gezag in opstand. Er zijn veel problemen met dronkaards en schooiers.
Vanaf 1935 heeft de politie ook toezicht op de weekmarkten zoals: vee-, fruit- en kaasmarkten. De taak van de politie is om erop toe te zien dat er geen illegale standplaatsen ingenomen worden door bijvoorbeeld handelaren zonder vergunning, ijscowagens, fruitkarren enzovoort.1940 – 1945 de periode tijdens de oorlog
Aan het begin van de oorlog kwam een 'Reichskommissar für die Niederlande', die geholpen werd door een aantal commissarissen-generaal. Een daarvan was Hanss Rauter. Deze kreeg het bevel over de Waffen-SS en de Duitse politie en het toezicht over de Nederlandse Rijks- en Gemeentepolitie. Rauter begon meteen al in 1940 met de reorganisatie van de Nederlandse politie.
De politietroepen werden verdeeld over de Marechaussee, de Rijksveldwacht en de Gemeentepolitie. De Marechaussee ging van 1200 naar 4500 man en in plaats van het ministerie van Defensie bij het Ministerie van Justitie ondergebracht. De naam "Koninklijke" raakte men meteen ook kwijt.
In 1942 werd de hele Nederlandse politie onder de directeur-generaal van Politie geplaatst. De Gemeentelijke politiekorpsen werden per 1 maart 1943 'Staatspolitie'. De scheiding tussen rijks-en gemeentelijke politiezorg verdween, alles viel onder de directeur-generaal. In dezelfde maand werd directeur-generaal Brants vervangen door mr. J.J. Schrieke, een NSB-er. Hij voerde het bewind over vijf gewestelijke politiepresidenten.
Schrieke kreeg nooit volledig grip op de politie. Er waren in veel korpsen wel 'foute' politiemensen, of NSB-ers. Ook ging de Nederlandse politie nogal laks om met de burgers. De Duitse bevelen werden vrijwel klakkeloos uitgevoerd. Daardoor kwam de politie bij de bevolking in een slecht daglicht te staan. Dit duurde tot begin 1943. De volledige politiemacht bestond toen uit ongeveer 20.000 personen. Daarna nam de Nederlandse politie een meer kritische houding aan en voerde bevelen wat laks uit. Er werden daarna per maand tussen de 300 en 500 politiemensen ontslagen en vervangen door NSB-ers.

 

1945 – 1993 de periode na de oorlog

Na de bevrijding wilde het nieuwe Nederlandse bestuur dat de politie, en niet het verzet, de orde ging handhaven. De politie moest dus zo snel mogelijk gezuiverd worden. Dat was de taak van het korps zelf. Duidelijk foute politie agenten werden ontslagen en berecht. Talrijke anderen kregen lichte straffen zoals schriftelijke berisping, overplaatsing of degradatie.
De politieorganisatie in Nederland was geheel versplinterd over een veelheid van korpsen, van diverse geheel verschillende principes, organisaties en beheers- en gezagsdragers. Ook ontbrak eenheid in taakuitvoering en coördinatie. In 1945, direct na de Tweede Wereldoorlog, was het een behoorlijke chaos in Nederland. Veel huizen waren gebombardeerd en de politie bestond eigenlijk niet meer, want in de ogen van de bevolking waren bijna alle politiemensen fout geweest in de oorlog. Het land moest weer op orde gebracht worden en er moest een dienst komen die de openbare orde weer ging herstellen en controleren.

 

1993 – 2012 samenvoeging Rijks- en Gemeentepolitie

De politie is na de samenvoeging van de Rijks- en Gemeentepolitie, als volgt georganiseerd: De twee verantwoordelijke ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie blijven ook na de reorganisatie verantwoordelijk voor de Nederlandse politie. De Minister van Binnenlandse Zaken is verantwoordelijk voor het toezicht op de openbare orde, terwijl de Minister van Justitie verantwoordelijk is voor het toezicht op de opsporing van strafbare feiten.
De korpschef, hoofdcommissaris van politie, is de hoogste baas van de regionale politie. Daarnaast zijn er districtschefs, commissarissen van politie, die aan het hoofd staan van een district. In het district zijn hoofdinspecteurs en inspecteurs aangesteld als hoofd van een afdeling, zoals recherche, politiezaken, facilitaire dienst en van een team. Elk district van een regio is weer onderverdeeld in teams. Nederland is verdeeld in 26 politieregio’s, zie onderstaand overzicht, en een ondersteunend korps het Korps Landelijke Politie Diensten (KLPD). De KLPD heeft dus een ondersteunende functie voor alle politieregio’s in Nederland. Waaronder de Verkeersdienst, Levende Have (Paarden en Honden), Divisie Logistiek (Kleding).

 

Vanaf 2012 nationale politie
Het kabinet wil de organisatie van de politie veranderen, zodat die zich meer kan bezighouden met de veiligheid op straat. Daarom is het de bedoeling dat er één nationale politie komt. Naar verwachting start de nationale politie in de loop van 2012.
Voordelen van één nationale politie:
De politie is nu georganiseerd in 26 korpsen, elk met een eigen korpschef. Die korpsen verdwijnen en daarvoor in de plaats komt één nationale politie, bestaand uit 10 regionale eenheden. Dit resulteert in:
* De politie kan meer als een eenheid gaan werken als iedereen onder één nationale korpschef valt.

* Daardoor kan de politie bijvoorbeeld meer tijd gaan besteden aan straatwerk en aan recherchewerk.

* Agenten zijn meer bezig met hun vak, omdat ze minder tijd kwijt zijn aan papierwerk.

* Er komt minder bureaucratie, bijvoorbeeld doordat het doen van aangifte makkelijker wordt.

* De verschillende onderdelen van de politie kunnen beter en sneller samenwerken (vooral waar het gaat     om automatisering).

*De ict, huisvesting, inkoop en personeel en organisatie kunnen centraal geregeld worden. Daardoor    worden de kosten van de bedrijfsvoering (de overhead) lager.
De kwartiermakers van de landelijke eenheid en de regionale eenheden zijn sinds augustus 2011 bezig met de voorbereidingen voor de nationale politie. Nadat de nieuwe Politiewet in werking treedt, worden de kwartiermakers voorgedragen voor de functie van politiechef van de regionale eenheid of hoofd van de landelijke eenheid. Zij moeten dan wel een positieve beoordeling hebben.
Meer over de voordelen en de vorming van de nationale politie staat in het Uitvoeringsprogramma Vorming Nationale Politie.
Dini Kamphuis en Henny Arendsen

Reacties

Er zijn nog geen reacties op dit item

Plaats een reactie

Velden met een zijn verplichte velden.